
Typisch fantasy boek, met elfen, dwergen, gnomen, trollen, kobolden en wie weet wat voor creaturen meer. Laten we eerlijk wezen. Er waren momenten dat ik het boek weg wou leggen en er niet meer naar omkijken, maar daar heb ik me dan maar door geworsteld. Op ongeveer een kwart van het boek begon het beter te worden.
Drie helden reizen door rijken en de tijd.
Hun verhaal begint als de mens Mandred, de jarl van een klein, onbeduidend dorpje in het ruige noorden, de hulp zoekt van de elfen in de strijd tegen een beestmens. De elfenkoningin draagt Farodin en Nuramon op om hem te helpen.Voor haar hulp eist zij echter een tegenprestatie, namelijk de eerstgeboren zoon van Mandred.
De beestmens blijkt een oude vijand van de elfen te zijn, een devanthar 1. Zij slagen er niet in om hem te vernietigen.
De elfin Noroelle, die door zowel Farodin als Nuramon het hof wordt gemaakt, wordt door de koningin Elmere verbannen naar de Gebroken Wereld. Mandred, Farodin en Nuramon besluiten om zowel de devanthar op te sporen en te doden, als om ook Noroelle te redden. spoiler: het kost ze een hele lange tijd
(misschien later meer…)
Het einde was een beetje ‘mwah… okay’-achtig